woensdag 1 oktober 2008

Een Problematisering van het Documentaire Begrip

Ga Toch Buiten Spelen!
Een Problematisering van het Documentaire Begrip


What the Hell is Documentary?

De documentaire is een hybride discours met veel gezichten. Ze mist een ‘kern’, een verzameling axioma’s die het genre haarscherp laat verschillen van andere beeldpraktijken. Het is de kracht van de documentaire dat zij zichzelf voortdurend opnieuw uitvindt door te versmelten met andere (ver)beeldende strategieën: de fictiefilm, journalistiek, politiek, wetenschap, kunst, etc. De documentaire is als een metalen bal in een flipperkast: bij iedere botsing met een maatschappelijke institutie, kunstpraktijk of culturele stroming herdefinieert ze haar eigen bestaansgrond. Dat wat we ‘documentair beeld’ noemen is een manier van afbeelden die plaats- en tijdafhankelijk is: de documentaire heeft een eindeloos vermogen om zichzelf, als een ware kameleon, aan steeds veranderende maatschappelijke omstandigheden aan te passen.
Maar ze is niet totaal amorf, niet geheel vloeibaar. Net zoals een echte kameleon beschikt de documentaire over krachten die door de tijd heen hetzelfde blijven. De belangrijkste kracht waarover de documentaire beschikt is haar gerichtheid op de buitenwereld, haar openheid. Een documentairemaker trekt zich niet terug in een atelier maar stort zichzelf in het gedruis van de werkelijkheid. Hij onderzoekt de wereld waarin we leven, speurt daarin naar onvolkomenheden, jaagt op sociaal onrecht, legt machtsverhoudingen bloot, laat zien hoe het kleine en particuliere een universele geldingskracht hebben, vervreemdt dat wat normaal is en toont ons de schoonheid van wat we normaal gesproken over het hoofd zien, hij bestudeert en ontmaskert de manier waarop andere beeldstrategieën onze ervaringswereld klemzetten in benauwende ‘plaatjescliché’s’…. Kortom, de documentairemaker maakt ons gevoelig voor de bodemloze pracht, gruwel, schoonheid, complexiteit, betekenis, werking, en rijkdom van datgene wat we gemakshalve ‘realiteit’ noemen. Iedere goede documentairemaker spiegelt geen werkelijkheid, maar begeestert deze, hij maakt geen film over de werkelijkheid maar met de realiteit, hij zoekt de confrontatie met de buitenwereld en ‘opent’, in deze botsing, diens eindeloze geheimzinnigheid.
Zo opgevat is een documentairemaker het tegenovergestelde van de kunstenaar die zichzelf opsluit in zijn zolderkamer. Hij blijft niet binnen zitten maar voelt een onbedwingbare drang om ‘buiten te spelen’. Met behulp van een uitgekiende strategie gaat hij de strijd aan met de toevallige en onvoorspelbare krachten van de autonome werkelijkheid en probeert hij hier een verborgen dimensie van bloot te leggen. Iedere documentairemaker trekt onverschrokken de weide wereld in en knalt daar op de werkelijkheid, soms hard, soms zacht, soms met veel bombarie, soms zo onzichtbaar als een vlieg, en schept in deze ‘oerknal’ een stukje werkelijkheid dat we nog nooit hebben gezien.

Een (Onmogelijke) Cartografie van het Documentaire Landschap
Van Jager tot Essayist

Hieronder worden vier documentaire ‘velden’ en negen documentaire strategieën onderscheiden. Het is belangrijk om je te realiseren dat het hier ideaaltypen betreft. Op een theoretisch niveau is het mogelijk om het uitgestrekte terrein van de documentaire aan de hand van selectiecriteria onder te verdelen in categorieën: deze film hoort op grond van deze eigenschappen in dit hokje, deze foto in die archiefkast. Maar de praktijk is weerbarstiger. Onderstaande velden en strategieën zijn theoretische constructen die over de werkelijkheid heen worden gespannen maar nooit in staat zijn het levende gebied van de documentaire volledig te ‘kaderen’. Zoals met alle ‘modellen’ het geval is komen ze nooit in hun archetypische vorm in de werkelijkheid voor. Het discours van de documentaire is en blijft heterogeen…, en haar praktijk zal altijd op haar theorie vooruitlopen. Het landschap van de documentaire is slechts tijdelijk in kaart te brengen. Vanuit de praktijk zullen er altijd weer films en foto’s worden gemaakt die het landschap zo omwoelen dat de theoretische kaart ervan aanpassing behoeft (of wellicht weggegooid dient te worden).
Maar dit wil niet zeggen dat een documentaire auteur zonder theorie en traditie kan. Voor hem is het onmogelijk om het documentaire gebied vanuit een vacuüm te vernieuwen. Alleen een tovenaar kan van niets iets maken. Een kunstenaar heeft meer houvast nodig. Hij moet zich baseren op het verleden (ook al wil hij zich hier tegen afzetten), hij moet de geschiedenis induiken en daarin speuren naar tactieken, inhouden en technieken die hij kan gebruiken en anderen die hij juist wil kritiseren of vernietigen. De theorie en geschiedenis van de documentaire vormen een eindeloos reservoir van beeldcodes, stijlen, kijkersverwachtingen, regels, conventies, ‘werkelijkheidsbenaderingen’…, waaruit je als documentaire kunstenaar, bij je zoektocht naar een persoonlijke strategie, vrijelijk kunt putten. Het is niet de bedoeling dat je onderstaande documentaire tactieken slaafs ‘navolgt’ of ‘uitvoert’. Dat zou alleen maar lege imitatiekunst opleveren. Het is veeleer de bedoeling dat je in een voortdurende discussie met de hier beneden beschreven documentaire velden en strategieën langzaam je eigen documentaire ‘handtekening’ ontwikkelt.
Bij iedere strategie noem ik een paar voorbeeldfotografen en -filmmakers die zich hier van bedienen. Maar ook voor deze beeldmakers geldt dat ze stuk voor stuk niet in één hokje zijn ‘weg te zetten’. Als je goed naar hun werk kijkt, dan zie je dat ze in hun werkwijze elementen uit verschillende strategieën incorporeren en dat hun auteurschap is opgebouwd uit verschillende stukjes traditie die ze langzaam aaneen hebben gesmeed tot hun unieke strategie en hun even originele foto’s en films.

De Objectivisten

De objectivisten zijn die documentairemakers die met hun foto’s en films zo dicht mogelijk bij de waarachtigheid van de werkelijkheid proberen te geraken (ook al weten ze dat dit in principe onmogelijk is). Om dit doel te bereiken pogen ze hun eigen subjectiviteit zoveel mogelijk uit te schakelen. Ze proberen met een zo onbevooroordeeld mogelijke blik de werkelijkheid tegemoet te treden. Hun subjectieve waarneming moet ‘leeg’ zijn (geen vooroordelen), zodat hun objectieve blik alle ruimte krijgt. Ze willen kijken alsof ze nog nooit hebben gekeken, alsof ze voor het eerst hun ogen openen. Ze zijn voortdurend op zoek naar een onschuldige blik die de werkelijkheid ‘zoals deze is’ ongekleurd openbaart. Het feit dat de objectivisten allemaal naar waarachtigheid op zoek zijn wil echter niet zeggen dat ze ook dezelfde onderwerpen aansnijden. Sommige objectivisten onderzoeken de autonome schoonheid van de werkelijkheid, anderen willen de authenticiteit van De Ander laten zien, weer anderen zien het als hun taak om op een objectieve manier maatschappelijk onrecht aan de kaak te stellen.

1.1 De Jager

De jager is het type documentaire kunstenaar dat de vluchtigheid van de werkelijkheid obsessief achtervolgt. Hij jaagt op dat ene plaatje, die ene beeldsequentie die de essentie van de realiteit toont. Ook al weet ‘ie dat de grote, steeds veranderende buitenwereld ieder moment van kleur en intensiteit verschiet. Ook al weet ‘ie dat de werkelijkheid bestaat uit oneindig veel essenties. Ook al weet ‘ie dat hij als beeldmaker altijd te laat komt, dat hij hoogstens een tijdelijk detail van het raadsel ontsluiert. En toch jaagt de jager op zijn prooi, zoekt ‘ie naar het juiste moment, dat ene ogenblik waarin het AL zich openbaart. Hij schuimt de straten van grote steden af, zwerft over het platteland, doorkruist industriegebieden en niemandsland. Daarbij vertrouwt hij op zijn intuïtie, zijn instinct voor de beslissende milliseconde. Voor de jager zijn filmen en fotograferen animale bezigheden. Zijn camera is zijn tweede huid. Hij besluipt zijn doelwit en vangt het genadeloos in zijn kader. Zijn documentaire strategie is die van de spanningsvolle paradox: bezeten achtervolgt hij de realiteit maar tegelijkertijd weet ‘ie dat deze altijd aan het oog van zijn camera ontsnapt. Met zijn lens schiet hij op de werkelijkheid en probeert deze met iedere kogel in het hart te treffen, wetende dat het hart van de realiteit zonder begin en zonder einde is.

Jagende fotografen: Henri Cartier-Bresson, Gary Winogrand, Weegee
Jagende filmmakers: Dziga Vertov, Jonas Mekas

1.2 De Observator

De documentaire strategie van de observator is gegrondvest in het begrip ‘non-interventie’. Een observator observeert het autonome experiment van de werkelijkheid zonder dit experiment van buiten af te sturen, net zoals een natuurkundige zijn experimentele proefonderstelling op het moment van het experiment niet mag verstoren, hij niet mag ingrijpen in de fundamentele wetten van de natuur. De observator stelt alles in het werk om de werkelijkheid zoals deze is op film en fotografie vast te leggen. Hij is uit op de zuiver realistische onschuld van de realiteit, het hyper ingewikkelde oorzaak en gevolg proces van de werkelijkheid zelf, zijn ‘gedrag’ dat ook zou hebben plaatsgevonden als de camera niet aanwezig was geweest om de beweging ervan te registreren. Om de grootst mogelijke mate van realistische onschuld aan de werkelijkheid te onttrekken leeft de observator bij gratie van het verbod: hij mag de werkelijkheid niet manipuleren, niet interviewen, geen muziek toevoegen, geen voice-over gebruiken, geen retorische montagetrucs uithalen…, eigenlijk mag hij niet eens filmen, want ook met deze activiteit verontrust en ontwerkelijkt hij zijn onderwerp. De observator hanteert een paradoxale documentaire strategie: hij wil zelf onzichtbaar zijn, geen invloed uitoefenen op dat wat hij registreert, maar tegelijkertijd verandert zijn camerablik de werkelijkheid op een onvoorspelbare wijze. De observator wil filmen en fotograferen zonder vorm, wil zijn eigen aanwezigheid opheffen, zijn vormgevingskeuzes tot een minimum beperken, maar kan niet ontkomen aan het feit dat het bedienen van een camera, het drukken op een knop, het kaderen van een beeld, het bepalen van de lengte van een shot, een vormgevingsingreep is die de naïviteit van de werkelijkheid onherroepelijk overhoophaalt. In dit existentiële spanningsveld tussen non-interventie en interventie, tussen onschuld en vormgegeven onschuld, opereert de observator.

Observerende fotografen: Raymond Depardon, Hans Aarsman
Observerende filmmakers: Raymond Depardon, Frederick Wiseman, Donn Pennebaker

De Subjectivisten

In tegenstelling tot de objectivisten onderzoeken de subjectivisten de werkelijkheid niet vanuit een zelfopgelegde tabula rasa (lege geest) maar juist vanuit hun hoogstpersoonlijke ervaringen, gedachtes, emoties en handelingen. Zij zijn niet op zoek naar de authenticiteit van de werkelijkheid maar gebruiken hun eigen authenticiteit om de werkelijkheid kleur te geven, ze zijn niet geïnteresseerd in de waarachtigheid van de buitenwereld maar zetten de waarachtigheid van hun eigen IK in om de realiteit te betoveren. Hun eigen idee staat altijd voorop. Zij zien de werkelijkheid als een gereedschapskist waar ze hun particuliere blik en persoonlijke statement mee kunnen ontwerpen. Dientengevolge opereren de subjectivisten vaak op het grensvlak van feit en fictie. Ze monteren stukjes werkelijkheid net zolang aaneen totdat ze hun specifieke mening over de werkelijkheid hebben vormgegeven. Op die manier verdiepen ze onze werkelijkheidservaring, laten ze de eindeloze potentie, kracht en betekenis zien die er in de realiteit verscholen ligt.

2. 1 De Poëet

De documentaire strategie van de poëet komt het dichtst in de buurt van de werkwijze van de ‘ouderwets’ romantische kunstenaar. De poëet wil de magistrale rijkdom van de werkelijkheid laten zien, er de niet aflatende, diepgravende, woeste en soms gevaarlijke en lelijke schoonheid uit ‘opdiepen’. Kunst is voor hem een manier om de werkelijkheid te betoveren, er de glans, het pathos en het drama van te onthullen. De poëet ziet in het hypertriviale het ongewone en het bijzondere. Hij toont ons dat er zelfs in het meest nietszeggende stukje werkelijkheid oneindig veel dramatiek zit verscholen. Voor de poëet is de kunst een overlevingsmechanisme, een manier om, vanuit zijn subjectieve ervaringswereld, de kleurloze buitenwereld met de magie van lijn, vlak, montage, compositie, slow motion, kleine en grote sluitertijden te overstijgen, er een autonoom beeld van te maken dat de zinloosheid van de onaangetaste, chaotische werkelijkheid overtreft. Voor de poëet is kunst troost, een strategie om vanuit zijn eigen unieke bestaan de betekenisloosheid van de vergankelijke werkelijkheid te verheffen tot een eeuwig en op zichzelf staand beeld, een plaatje dat niets of niemand nodig heeft, een beeld dat (de condities van) zijn eigen bestaansrecht definieert en oplegt aan de werkelijkheid waar het een afgeleide van is.

Poëtische fotografen: Ansel Adams, Andreas Gursky
Poëtische filmmakers: Victor Kossakovsky, Walter Ruttmann

2.2 De Essayist

In de literatuur is een essayist iemand die vanuit zijn eigen subjectieve belevingswereld ‘denkend schrijft’. Al ‘krabbelend’ onderzoekt hij de botsing tussen zijn subjectieve geest en de objectiviteit van de werkelijkheid. In deze confrontatie ontwerpt hij via de creativiteit en beweging van de ploeterende en kronkelende ‘denkweg’ een eigenzinnig perspectief op de buitenwereld, openbaart haar verborgen dimensies. Deze strategie wordt ook door documentaire fotografen en filmmakers gehanteerd. Een goede essayist keert zijn eigen ervaringswereld binnenste buiten -zodat ‘ie tot in zijn diepste poriën contact maakt met de werkelijkheid van ‘het buiten’- en probeert vervolgens om zich met zijn camera in de storm van de confrontatie tussen beleving en objectiviteit, tussen binnen en buiten staande te houden, precies op het sensitieve grensvlak van beide te filmen/fotograferen en op die manier het ongewisse tegemoet te treden. Uiteindelijk wil de essayist de werkelijkheid niet tonen maar net zolang onderzoeken totdat ‘ie weet wat ‘ie ervan vindt. Er is een essentieel verschil tussen een propagandist en een essayist. Waar de eerste voordat hij begint met filmen/fotograferen al precies weet wat hij over de werkelijkheid wil vertellen, daar weet de tweede pas na een diepgaand onderzoek welk statement hij hierover wil maken. De propagandist simuleert een verontrustende confrontatie met de toevallige buitenwereld maar in werkelijkheid controleert hij ieder facet van de realiteit om zijn eigen boodschap zo geloofwaardig mogelijk te ontwerpen. De propagandist geeft de toeschouwer het gevoel dat hij De Waarheid vertelt maar intussen construeert hij een subjectieve en soms zelfs fictionele waarheidsillusie. De essayist daarentegen stelt zich op een kwetsbare manier bloot aan het onvoorspelbare gedrag van de werkelijkheid en probeert zich hier al filmend en fotograferend een mening over te vormen. De propagandist controleert, de essayist onderzoekt (en kent de uitkomst van zijn onderzoek niet). Het werk van de essayist (zijn uiteindelijke fotoserie/film) bestaat niet alleen uit het statement dat hij aan de werkelijkheid oplegt maar laat ook de worsteling zien hoe hij daartoe is gekomen, het hele weerbarstige en genuanceerde denkproces ernaartoe.

Essayerende fotografen: Wolfgang Tillmans
Essayerende filmmakers: Alain Resnais, Jean Luc Godard,

Tussen Objectivisme en Subjectivisme

Veel documentaire fotografen en filmmakers hanteren strategieën op het snijvlak van objectivisme en subjectivisme. In de werkwijzen van deze makers is het moeilijk om een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen dat wat aan hun unieke belevingswereld ontspruit en dat wat gegrondvest is in de objectiviteit van de werkelijkheid. Maar dit wil niet zeggen dat hun strategieën vaag zijn. Het wil alleen maar zeggen dat zij de werkelijkheid op een andere dan een strikt objectieve of subjectieve manier onderzoeken en ‘laten spreken’.

3. 1 De Provocateur

De essentie van de strategie van de provocateur is het expliciet uitdagen van de werkelijkheid, er via een doelbewuste provocatie een provocerende, schokkende, pijnlijke maar vaak ook verborgen of heimelijke uitspraak aan ontlokken. De provocateur sart de realiteit met zijn camera. Hij jent en plaagt. Net zoals de jager gebruikt de provocateur zijn lens als wapen: niet om de werkelijkheid mee te fixeren, maar om ‘m mee te verontrusten. De provocateur steekt zijn lens pardoes in ‘andermans zaken’, hij creëert een betekenisvolle, onthullende ‘situatie’ door een bestaande ‘realiteit’ te verstoren, er met zijn camera ‘in te roeren’, net zolang totdat een tot dan toe aan het oog onttrokken aspect van de werkelijkheid aan de oppervlakte treedt. De provocateur is ervan overtuigd dat de werkelijkheid, net als een menselijk individu, pas zijn ware aard toont, zijn diepste ‘binnen’, in het moment van de provocatie, het ogenblik waarop het individu ‘met zijn mond vol tanden staat’, het alleen nog maar kan stotteren en stamelen, het moment waarop mens en werkelijkheid hun masker laten vallen en zoeken naar een nieuwe beschermingslaag, een nieuw laagje vernis dat het kale niets en de totale zinloosheid bedekt. Voor de provocateur kent de werkelijkheid geen essentie, alleen maar een eindeloos rollenspel.

Provocerende fotografen: Rineke Dijkstra, Sophie Calle
Provocerende filmmakers: Claude Lanzmann, Nick Broomfield, Frans Bromet, Jean Rouch, Rineke Dijkstra, Willibrord Fréquin

3.2 De Activist

Voor de activist draait alles om het ingewikkelde begrip ‘engagement’. Hij werkt vanuit het geloof dat de werkelijkheid in positieve zin veranderd kan worden, dat hij met zijn fotografie en films van de wereld een betere plek kan maken. Voor de activist is het ogenschijnlijk eenvoudige proces van kijken, registreren en het maken van afbeeldingen altijd al een vorm van politiek bedrijven. Het maken van een foto of film is geen onschuldig tijdverdrijf, geen neutrale registratie, geen vrijblijvend entertainment, maar een doelbewust en tot op zekere hoogte controleerbare ingreep die de werkelijkheid blijvend transformeert, een betrokken handeling die de wereld voor altijd verandert. Een activist werkt vanuit het besef dat de werkelijkheid er met iedere klik van een camera anders uitziet. Hij probeert dit gegeven naar zijn hand te zetten, zijn wil middels het maken van een foto/film aan de buitenwereld op te leggen. De activist werkt vanuit een ideaal, vanuit een beeld van een perfect functionerende wereld, een beeld dat er nu nog niet is… en dus in de realiteit moet worden nagestreefd. De activist opereert vanuit de discrepantie tussen ideaal en werkelijkheid. Het gat daartussen wil hij opheffen. Enerzijds door de tekortkomingen van de werkelijkheid bloot te leggen zodat deze ‘gerepareerd’ kunnen worden, anderzijds door aan de werkelijkheid een beeldutopie op te leggen die de toeschouwers prikkelt om hun bestaande ellendige situatie te overstijgen, hen dwingt de (ideale) werkelijkheid van het beeld te verwerkelijken. In het eerste geval schurkt de activist tegen het veld van de objectivisten aan. Hij laat sociaal onrecht zien. Hij toont op een zo objectief mogelijke manier hoe mensen worden gemarginaliseerd en geslachtofferd. Hij gebruikt de objectiverende kracht van zijn camera om de naakte en ellendige waarheid te ontdoen van een haag aan imagovorming: mooie praatjes van politici, gefotoshopte beleidsnotities, romantische fictiefilms, allemaal ideologisch gekleurd ‘discours’ dat het werkelijk bestaande sociale onrecht probeert te verbloemen. Maar als een activist weg beweegt van de objectieve werkelijkheid en ervoor kiest om zijn ideale toekomstvisioen te verbeelden, dan betreedt hij het kamp van de subjectivisten. Hij volgt zijn individuele politieke neiging en probeert die in beeld uit te drukken. De subjectieve activist doet precies wat zijn collega-activisten uit het objectieve kamp zo verafschuwen: hij ideologiseert en verfraait de werkelijkheid, hij laat zien hoe de wereld eruit zou moeten zien, in plaats van hoe deze eruit ziet. Vervolgens ligt het gevaar van propaganda op de loer. De activist wordt propagandist op het moment dat hij zijn utopie zo verkoopt dat zijn toeschouwers deze lezen als natuurlijke en objectieve ‘toestand’, als realiteit…., als een feitelijke werkelijkheid die alleen nog maar ontdaan hoeft te worden van onzuivere elementen (Joden, gehandicapten, buitenlanders, mensen met een laag IQ, etc).

Activistische fotografen: Walker Evans, Allan Sekula, Ad van Denderen
Activistische filmmakers: Michael Moore, Joris Ivens, Ulrich Seidl

3.3 De Antropoloog

Het onderwerp van de antropoloog is De Ander. Dit kan een vreemde cultuur zijn maar ook een subcultuur in de samenleving waar de antropoloog onderdeel vanuit maakt (skaters, hooligans, prostituees, ambtenaren, etc). Het probleem waar de antropoloog altijd voor gesteld wordt is de vraag hoe hij vanuit zijn hoogst individuele subjectpositie kennis kan verwerven over datgene wat hem totaal onbekend is. De Antropoloog wil De Ander in zijn waarde laten, hem/haar objectief en zonder vooroordeel portretteren maar hij weet ook dat dit een bijna onmogelijke opgave is. Iedere antropoloog ontwikkelt daarom een eigen authenticiteitstrategie, een manier om het vreemde met respect te behandelen. Sommige antropologen proberen hun waarden- en normensystemen simpelweg ‘uit te zetten’, bijvoorbeeld door zich gedurende zeer lange tijd volledig onder te dompelen in een vreemde cultuur en zo van binnenuit verslag te doen van de ervaring van het onbekende. Deze antropologen horen thuis in het kamp van de objectivisten. Ze proberen hun eigen subjectiviteit te vernietigen in de hoop dat daarachter, achter de door subjectieve elementen bevuilde blik, een onschuldige waarneming ‘bevrijd’ wordt die De Ander waarheidsgetrouw laat zien. Andere antropologen stellen daarentegen dat zo’n onbevlekte blik principieel onmogelijk is en dat alleen de poging daartoe al een leugen is en dus een kleuring van de werkelijkheid met zich meebrengt. Zij pleiten er voor om De Ander te portretteren vanuit de subjectieve ontmoeting, het moment waarop het subject van de filmmaker botst met het onbekende. De onverwachte en onvoorspelbare situatie die uit deze ontmoeting ontstaat is de hoogst mogelijke graad van zuiverheid die een fotograaf/filmmaker van een vreemde cultuur kan vastleggen. Weer andere antropologen hebben een reflexieve authenticiteitstrategie ontwikkelt. Zij proberen om De Ander én de toeschouwer voortdurend inzicht te verschaffen in de manier waarop De Ander in beeld wordt gebracht, ze houden als het ware een openbaar logboek bij van hun werkwijze. Waar veel filmende en fotograferende antropologen ervoor kiezen om alle verwijzingen naar hun werkmethodiek uit hun uiteindelijke beeld te filteren, daar kiezen reflexieve antropologen er juist voor om zowel De Ander te tonen, als de filmisch/fotografische manier waarop De Ander wordt ‘gekaderd’. De gedachte hierachter is dat De Ander op deze manier begrijpt hoe hij wordt ‘vertaald’ en dat de kijker begrijpt hoe zijn blik (op De Ander) wordt gemanipuleerd.

Antropologische fotografen: Ed van der Elsken, Edward Curtis, David Neel
Antropologische filmmakers: Robert Flaherty, Jean Rouch, Bob Connoly, Steve James, Isaac Julien, David en Judith MacDougall

4. De Reflexievisten

De reflexievisten onderzoeken met hun fotografie en film niet alleen de werkelijkheid maar ook de manier waarop deze in verschillende media ‘onderhandeld’ wordt. Ze gaan ervan uit dat datgene wat wij werkelijkheid noemen pas in een botsing tussen buitenwereld en medium tot stand komt. Ze zeggen niet dat de werkelijkheid niet bestaat of dat deze alleen in ons hoofd ‘plaatsvindt’. Ze stellen dat de werkelijkheid betekenisloos is zolang deze niet door een medium wordt geactiveerd (onze ogen, een fotocamera, een satelliet, etc). Vergelijk het met een helikopter die met een grote schijnwerper door een pikzwarte nacht vliegt: de werkelijkheid licht pas op op het moment dat de bundel uit de schijnwerper contact maakt met datgene wat in de nacht verscholen ligt. Zo gaat het er volgens de reflexievisten ook in de echte wereld aan toe. Pas in een gefocuste blik op de werkelijkheid ontstaat paradoxaal genoeg realiteit. Dit ingewikkelde proces van betekenisproductie is het werkterrein van de reflexievisten: zij onderzoeken met fotografische en filmische strategieën hoe in fotografie en film verschillende werkelijkheidseffecten- en ervaringen worden geconstrueerd. Hun foto’s en films doen niet alleen een uitspraak over de realiteit maar bestuderen ook de betekenis en de werking van fotografie en film.

4.1 De Metakunstenaar

De metakunstenaar ontwerpt een reflexieve beeldtaal die bestaande beeldpraktijken (de klassieke documentaire, de fictiefilm, het nieuws, de reclame, etc) deconstrueert, er de werking van toont, er de kracht én de beperkingen van blootlegt. Simpeler gesteld: de metakunstenaar maakt fotografie over fotografie en film over film. Hij onderzoekt hoe film en fotografie de buitenwereld met hun uitgebreide arsenaal aan beeldtaalmogelijkheden ordenen, klem zetten, stereotyperen en betekenisvol ontsluiten. Hij maakt ons bewust van de codes, conventies, waarheidsclaims, retorica en autoriteit van bestaande fotografische en filmische beeldtalen. Daarbij is hij vooral gespitst op de manier waarop bestaande beeldpraktijken macht uitoefenen, dat wil zeggen, normerend kunnen werken. Beeld heeft de voor machthebbers bijzondere kracht om tegelijkertijd als norm en ideaal te fungeren. Het vertelt ons op vaak subtiele wijze wat we wel en niet mogen (wat de norm is) en wie we moeten zijn. Beeld manipuleert onze identiteit. De metakunstenaar wil dit proces ontmaskeren, hij wil ons met beeld bewust maken van de manipulatieve kracht van beeld. Iedere goede reflexieve film of foto problematiseert dientengevolge onze waarneming, laat zien dat kijken nooit een onschuldig, kinderlijk proces is maar altijd een activiteit die in- en uitsluit, schept en verdrukt.

Reflexieve fotografen: Martha Rosler, Ed Ruscha, Edwin Zwakman, Sophie Calle, Martine Stig
Reflexieve filmmakers: Dziga Vertov, Luis Bunuel, Johan Grimonprez, Jean Luc Godard, Isaac Julien, Chris Marker

4.2 De Verzamelaar

Ook de documentaire strategie van de verzamelaar is gefundeerd in een paradox: hij is de filmmaker/fotograaf zonder camera. Deze kunstenaar betrap je nooit op het feit dat hij zelf een shot filmt of een foto schiet. Wel zie je hem in allerlei plekken zoeken naar afbeeldingen die anderen hebben geproduceerd. Op straat snuffelt hij naar weggegooide ansichtkaarten, in het archief speurt hij naar vergeelde, vergeten en stoffige foto’s, op een zolderkamer spit hij door eindeloze albums met familiekiekjes en raakt hij betoverd door de amateur-esthetiek van homevideo’s. Maar ook plundert hij professionele beeldbanken en schuimt hij het net af naar reclamefoto’s, pornokiekjes, oorlogsfoto’s, landschapplaatjes, ondergaande zonnen, partypics, etc. Eerste taak van de verzamelaar is het catalogiseren en classificeren van onze beeldcultuur, het structureren van het oerwoud aan plaatjes dat iedere dag over onze wereld wordt uitgestort. Tweede taak van de verzamelaar is het bloot leggen van de werking van onze beeldcultuur. Hierin staan de metakunstenaar en de verzamelaar dichtbij elkaar. Ook de verzamelaar houdt zich bezig met de simpele vraag wat een afbeelding eigenlijk is, hoe een plaatje betekent en in de maatschappij functioneert. Hij doet dit door bestaande afbeeldingen te ‘hercontextualiseren’: ze uit hun oorspronkelijke situatie los te wrikken en ze tot een nieuwe situatie/beeldwerkelijkheid aaneen te rijgen. Editing is het belangrijkste vormgevingsinstrument van de verzamelaar: door middel van montage duidt hij de betekenispotentie van ‘found footage’, speelt hij een vaak speels en verontrustend spel met de connotaties van een afbeelding, laat hij deze op verschillende contexten botsen en legt zo het geconstrueerde karakter van betekenis bloot. Een op zichzelf staande afbeelding betekent niets, pas in een groter verband, zo laat de verzamelaar zien, in een botsing van beeld op beeld, plaatje op omgeving, pas in de wrijving tussen beeld en situatie ontstaat betekenis.

Verzamelende fotografen: Joachim Schmidt
Verzamelende filmmakers: Péter Forgács